Tegenwoordig ben ik een moeder die bij haar kinderen op bezoek gaat.
Niet dat omgekeerd niet het geval is, maar het is het eerste jaar in mijn leven dat ik de trein pak (een auto is maar onhandig in de grote steden) om mijn grote en zelfstandige dochters te bezoeken in hun eigen optrekjes in respectievelijk Utrecht en Amsterdam. Het voelt nog onwennig en vreemd. Daar sta je dan op het perron, met een tas vol kleine cadeautjes, een stapel handdoeken en een dekbedovertrek (‘Heb je nog wat linnengoed over, mams?’).
Het is herfstvakantie. Dat betekent dat de trein overdag vooral bevolkt wordt door grootouders die met hun kleinkinderen een gezellig dagje uit gaan. De kinderen zijn opgewonden, de grootouders nog meer. Ik kijk het eens rustig en nieuwsgierig aan, want wie weet is dit wel mijn voorland. Ergens nog ver weg in de toekomst. Maar de tafereeltjes die zich voor mijn ogen afspelen zijn weinig aanlokkelijk. Elke uitroep of kuchje van Jantje of Marietje krijgt de volle aandacht van opa of oma. Doodmoe word je ervan. Láát die kinderen toch gewoon even, ben je geneigd te zeggen. Met afgewend hoofd kijk ik maar naar buiten.
Het wordt een leuk dagje uit. Fijn om te zien hoe de dochters floreren. Aan het eind van de middag nog snel even wat shoppen in het grootsteedse. Bij de drogist scheermesjes halen voor manlief, die erom verlegen zit. ‘Leuke actie van Gillette mevrouw, een paar mooie WK-sokken…’ gedachteloos laat ik mij de gratis sokken in de handen drukken.
In ons gezin bestaat er een uitgesproken tweedeling tussen de voetballiefhebbers en voetbalmijders. Mijn man en oudste dochter behoren tot de eerste categorie, mijn jongste en ik tot de tweede. Wij, de mijders, verlaten steevast het huis of trekken ons elders terug om het domme geschreeuw en gejoel, dat blijkbaar altijd met (het kijken naar) een voetbalwedstrijd gepaard moet gaan, maar niet te hoeven aanhoren.
Met het WK in het vooruitzicht en ook niet van enig opportunisme gespeend, had ik thuis de discussie al eens aangezwengeld of het wel verantwoord was om t.z.t. naar de voetbalwedstrijden in Qatar te kijken. De bouw van de stadions had bloed, zweet en tranen gekost van de elders geronselde arbeiders, om nog maar te zwijgen van alle doden. En de FIFA zweeg daarover in alle talen. Zouden we, zo was mijn suggestie, de WK maar niet eens op onze eigen bescheiden wijze kunnen boycotten door er gewoonweg niet naar te kijken? De meningen liepen, zoals verwacht, uiteen.
In het kabinet had men zich ondertussen ook uitgebreid met deze lastige kwestie verstaan. Ook hier was de uitkomst nogal voorspelbaar. Nederland stuurt, tegen de zin van de Kamer, een regeringsdelegatie naar Qatar (met of zonder Willem). Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Als het om mensenrechten versus eigenbelang gaat (lees de levering van gas) weten we inmiddels wel hoe in Nederland de weegschaal uitslaat. Onze premier wist de kwestie ook weer behendig te omzeilen; de dialoog over mensenrechten kan volgens hem het beste gevoerd worden als je ook op het WK acte de présence geeft. Ziet u het al gebeuren?
Op de terugreis ‘s avonds laat in de trein dacht ik opeens aan die gratis WK-sokken ergens onder in mijn tas. Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer in mijn verbeelding het oranje van de sokken rood kleurde. Welke idioot had zo’n actie bedacht, nota bene bij het kopen van scheermesjes? En misschien net zo erg, waarom had ik gewoon klakkeloos die sokken aangenomen? Er kleefde bloed aan die sokken. Ik moest er zo snel mogelijk vanaf! Manlief zou ze nooit dragen. Weggeven was ‘not done’ of misschien toch niet? Ik keek om me heen. Dit keer geen lawaaiige kinderen meer; die lagen allang uitgeput van het dagje uit met opa en oma in hun bedje te slapen. Schuin tegenover mij zat een groepje luidruchtige mannen. Ze oogden zo laat in de avond niet al te helder meer, om niet te zeggen wat aangeschoten. Ik zag mijn kans schoon: de sokken vonden gretig aftrek.
Ooit heb ik me wel eens afgevraagd hoe, lang geleden, ene Pontius Pilatus zich moet hebben gevoeld toen hij zijn handen in onschuld waste. Na mijn WK-sokken transactie in de nachtelijke trein heb ik enig idee. Misschien even wat opluchting, maar geen goed gevoel.
Anja van de Poppe