Onlangs volgde ik via de zoom een intrededienst van een bevriende collega bij de Protestantse Kerk in Nederland. Ik keek en luisterde nog maar eens  extra goed naar de dienst, want binnenkort zou ik zelf ook weer aan de beurt zijn. Voor de vierde keer zou ik opnieuw ‘intreden’. Nee, niet als non in een klooster, maar als voorganger bij u, vrijzinnigen in het mooie Hattem.
In de loop van de dienst kreeg ik het steeds meer met mijn jonge collega te doen. Want waartoe werd ze allemaal wel niet als herder en leraar (de aanduiding blijft steevast dezelfde en in mannelijke vorm) van deze gemeente geroepen?
Hoewel het liefdevol en vriendelijk werd geformuleerd, volgde er een soort opsomming van taken en ‘roepingen’ die het ambt van predikant met zich meebracht. En dat ook nog eens allemaal ‘overeenkomstig de orde van de kerk’, wat dat verder ook moge inhouden.
Zelfs een schaap met 5 stevige poten zou zenuwachtig worden bij zoveel uitgesproken en onuit-gesproken verwachtingen. En dat allemaal bij een aanstelling van slechts twee dagen per week, naast nog een andere gemeente. Maar zonder blikken of blozen klonk een volmondig ‘ja’ uit haar mond. De (over)moed van de jeugd, kon ik niet nalaten te denken. Maar dapper vond ik haar wel, heel dapper.
Nu realiseer ik me ook wel dat het hier om een ritueel gaat waarbij we het met de betekenis van de woorden niet altijd zo nauw hoeven te nemen. Maar toch….
Voor de gelegenheid dook ik nog maar eens in mijn eigen archief om de teksten van mijn vorige ‘intredes’ te lezen. En, eerlijk is eerlijk, ik schrok ervan. Ook hier trof mij de plechtstatige toonzetting, al ging het er gelukkig wel wat losser en vrijzinniger aan toe. Maar ik las zinsneden en woorden die ik nu nauwelijks meer voor eigen rekening zou willen nemen. Tegelijkertijd spatte er ook het beginners enthousiasme nog van af, want als nieuwbakken dominee opende zich een heel nieuwe wereld voor mij.
Nu, zoveel jaar later, besef ik weer eens hoe je als mens, dus ook als voorganger, in de loop van je (professionele) leven voortdurend verandert. Maar hoe dat proces precies verloopt, en waarin zich dat nu uit, is nog niet zo makkelijk onder woorden te brengen. Meer bescheidenheid wellicht?
Vergunt u het mij om, nu het woord ’voorganger’ is gevallen, daar ook kort iets over te zeggen. Want daar voel ik me soms wat ongemakkelijk bij. Die benaming roept associaties bij mij op van iemand die voor de troepen uitgaat, een wegwijzer, een roerganger, of voorman/vrouw op de barricades. Daar herken ik wel iets van mezelf in, maar eigenlijk wil ik graag steeds minder voorganger zijn. Liever ontwikkel ik mij steeds meer tot achtervanger, vliegende keep, verdediger of desnoods verzorger, om het maar eens in sporttermen uit te drukken. Jezelf zoveel mogelijk overbodig maken, maar er wél zijn wanneer dat gewenst en nodig is, dat is mijn streven. Wat ik verder ook hoop is dat we onszelf vooral niet té serieus nemen. Want zonder humor en het nodige relativeringsvermogen gaat het eenvoudigweg niet.
Dus wat mij betreft ben ik na 27 juni liever uw droominee dan dominee, want een dromer klinkt mij toch heel wat plezieriger en toepasselijker in de oren dan heer (letterlijke vertaling van dominee). Of wat denkt u van een kopje koffie of thee met uw thee-o-loog? Maar na al deze ontboezemingen, genoeg hierover. Want zeg nu zelf: what’s in a name?

Uit: Tweeluik juli/augustus 2022