Anja van de Poppe
Duizend jaar zijn in Uw ogen
als de dag van gisteren die voorbij is,
niet meer dan een wake in de nacht.
Psalm 90: 4
Het zijn grauwe en grijze februari dagen: nat, winderig en oncomfortabel. Ik verlang óf naar een flinke toegift van de winter met een dik pak sneeuw en ijs, óf naar een vroegtijdig uitbreken van de lente met een zacht zonnetje en een zingende merel op het dak.
Maar niet dit…. dit onbestemde en nietszeggende weer. Om me heen ploeteren mensen zich al hoestend en proestend door de dagen. Van wat op het wereldtoneel gebeurt, word ik al even mismoedig: Navalny vermoord en een Israëlisch ultimatum dat ongetwijfeld zal leiden tot een grondoffensief in Rafah met nóg meer onschuldige slachtoffers.
Onderwijl loopt Trump zich warm voor het Witte Huis en onze premier voor de NAVO. Sommige mensen kunnen maar moeilijk afscheid nemen van de rode loper of het pluche en blijven zich ‘God’s own gift to the world’ wanen. Nee, neem dan topschaatser Irene Schouten die op het hoogtepunt van haar schaatscarrière ermee gaat stoppen. Ze kijkt uit naar een ander soort bestaan. Wat een verstandige vrouw!
Onder zulke omstandigheden grijp ik altijd maar naar wat eenvoudige huiselijke tegenmaatregelen. Ik bak zoete koekjes en taarten, werk die vervolgens maar wat graag naar binnen, luister naar sfeervolle muziek en/of vergaap me bij kaarslicht aan romantische films.
En bij gebrek aan échte winterlandschappen bestudeer ik geschilderde varianten in mijn mooiste kunstboeken. Die van Chris ten Bruggen Kate spreken me bijzonder aan. In het boek ‘Stil’ betreed je zo’n magisch stille witte wereld. Vlak om de hoek, in Nunspeet, Hattem of elders op de Veluwe, op doek vastgelegd. Met dat onwaarschijnlijk intense blauw en dan die oneindige stilte….
Volgens geologen leven we momenteel in het staartje van een interglaciaal tijdperk. Het komt, het zal er komen, die nieuwe ijstijd. Misschien wat later dan we dachten, misschien ook wel eerder. Op een paar (tien)duizend jaar meer of minder wordt niet gekeken. Ook niet van hogerhand; lees de bovenstaande woorden van de psalmdichter er nog maar eens op na.
Ik word altijd wat stil van die gedachte. Want zie ons mensen anno 21ste eeuw ons stinkende best doen om de wereldwijde kooldioxide- en stikstofuitstoot terug te dringen…. Internationale conferenties worden belegd, duizenden rapporten geschreven, nieuw beleid geformuleerd (en helaas zelden uitgevoerd), onze levensstijl moet drastisch op de schop en ondertussen…. gaat die aarde gewoon haar eigen onverbiddelijke en raadselachtige gang.
De aarde kent haar eigen ‘diepe’ tijd; niet te stoppen, niet tegen te houden, hoogstens dat wij mensen een miniem versnellinkje of vertraginkje weten te veroorzaken. Want een broodkruimel zijn we op de rok van het universum, zo dichtte Lucebert. Meer niet.
Ik herinner me beelden van een indrukwekkende 3D film/ docudrama over de ijstijd in het Hunenbedcentrum in het Drentse Borger. De enorme kruiende ijsmassa’s die over alles heen schoven. Planten, mensen, dieren, ja alles verdween onder dik pakijs.
Een oorverdovend krakend geluid en dan immense stilte. Ik probeer het me voor te stellen dat ooit weer…opnieuw. Het lukt me niet, het is te groot voor mij; gaat het verstand en gevoel te boven.
Nee, een klimaatscepticus ben ik niet, wil ik ook zeker niet zijn. Want ik ben van de school van Luther: ‘Ook al vergaat de wereld morgen, dan nog plant ik vandaag een boom.’ Dus alle hens aan dek om de aarde zo lang mogelijk voor toekomstige generaties leefbaar te houden. Maar ergens sluimert er onder de oppervlakte ook een ander weten. Over tijd en ruimte waar wij geen vat op hebben.
Het Hindoeïsme kent vier tijdperken (yuga’s) die de mensheid moet doorlopen. Dan begint het weer van voren af aan. Een oneindige cyclische gang. Kort samengevat komt het neer op opkomen, blinken en verzinken. Een zich alsmaar herhalend grondpatroon waarvan we ook sporen vinden in het scheppings- en zondvloedverhaal in de Bijbel. Maar wat kan, wat moet
ik als klein broodkruimeltje met die mij veel te grote verhalen? Ik zoek naar verhalen op menselijke maat.
Zoals een krantenbericht van een paar jaar geleden dat nog steeds onder allerlei paparazzi op mijn bureau ligt. Over de toen nog maar 17-jarige whizzkid Wolf Cukier. Zo’n jongen nog, een Kruimeltje van de straat. Nauwelijks drie dagen op stage bij de NASA en dan een nieuwe planeet ontdekken. Zeven keer zo groot als de aarde en op 1300 lichtjaren afstand. Al die geleerde dames en heren sterrenkundigen hadden het nakijken. ’Iets in de banen van twee sterren blokkeerde het licht. Ik dacht daar zit iets… het was cool’ vertelt hij nonchalant in een interview.
Ach, hoe eenvoudig kan het meest wonderbaarlijke soms zijn!

Anja van de Poppe