We schrijven 18 oktober. De herfstzon schijnt naar binnen, maar buiten voelt het koud en fris. Ik houd erg van de herfst, maar dit jaar wil de herfst maar niet goed bij mij binnenkomen. Heeft de zomer misschien te lang geduurd of heeft de winterkou zich al te vroeg aangekondigd?
Ik merk dat ik steeds minder (graag) de kranten lees. In de avond gaat Nieuwsuur na een paar minuten op zwart: de beelden van de gebeurtenissen in de afgelopen dagen, een raketaanval op een ziekenhuis in Gaza, zijn te gruwelijk om aan te zien. Het commentaar doet pijn aan de oren.
Ik ben niet de enige. Vanmorgen met opengesperde mond in de stoel bij de tandarts, kreeg ik één lange lamentatie van de anders zo optimistische en vrolijke tandarts over mij uitgestort. Het betrof gelukkig niet mijn tanden of kiezen, maar dat ellendige ‘gedoe’ in het Midden-Oosten tussen Israëli’s en Palestijnen. Of ze daar nu nooit iets van de geschiedenis geleerd hadden, en hoe dat nu allemaal verder moest en wat er van de kinderen die daar opgroeiden wel niet terecht moest komen…trouwens ook van onze eigen kinderen met al die problemen van klimaatverandering, huisvesting en ga zo maar door.
Soms is het fijn bij de tandarts. Het is een van de weinige plekken waar je niets hoeft te zeggen, omdat je niets kunt zeggen. En ook al had ik iets terug kunnen zeggen, ik zou niet weten wat.
Er zijn dingen die je sprakeloos maken. Lees het oude verhaal van Zacharias in de tempel er nog maar eens op na. Het bezoek van een engel die aankondigt dat hij vader zal worden slaat Zacharias met stomheid. Zijn mond valt van verbazing open en er komt voorlopig geen woord meer uit.
Evenzo Maria die de woorden van de engel stilzwijgend in haar hart bewaart.
Let wel, het gaat hier om blijde gebeurtenissen: er is een kind op komst.
Maar het zijn net zo goed diepverdrietige dingen die je kunnen doen verstommen. Woorden schieten dan tekort. De dichteres Vasalis kon na het overlijden van haar jonge zoontje een tijdlang geen letter meer op papier krijgen. Pas veel later zou ze dichten: (…) er zijn soorten van verdriet/ die iets veranderen aan het lied./
Men wordt bespannen met heel andere snaren/ en wie het niet ervoer, die weet het niet.’
En nu is er dan die altijd maar voortgaande spiraal van dood en verderf die een mens met stomheid slaat. Oog om oog, tand om tand of nog maar een extra schep er bovenop. Om het even om welk oorlogsgebied het in de wereld gaat, al stemt de oorlog tussen Israëli’s en Palestijnen wel heel erg somber.
Want welke woorden kun je daartegen nog in het geweer brengen? Welke woorden bieden nog wat houvast, geven hoop of troost, welk verhaal brengt mensen bij elkaar of is in staat gemeenschapszin te stichten? Want van woorden zullen we het uiteindelijk moeten hebben, een dialoog, een gesprek van twee kanten.
In de vorige eeuw schreef de dichter Herman Gorter: ‘Ik wilde ik kon u iets geven/tot troost diep in uw leven/maar ik heb woorden alleen, /namen, en dingen geen.’ Maar wat als er geen woorden meer zijn, geen taal die tegenstellingen kan overbruggen?
Godzijdank klinkt er altijd wel weer ergens muziek.
De eerste twee weken van oktober konden we op de radio de top 400 klassieke muziek beluisteren. Voor liefhebbers, waartoe ik mezelf ook reken, altijd weer fijne luisteruren. Al jarenlang staat de Mattheus Passion van Bach met stip op nummer 1 en dan met name ook de bekende aria ‘Erbarme dich’.
Dat is toch wel bijzonder. Je vraagt je af waar het ‘em in zit dat juist deze aria zoveel mensen weet te ontroeren. Overigens niet alleen in Nederland.
Er bestaat ook een Arabische versie van het ‘Erbarme dich’. Ooit hoorde ik die in Ramallah. Ik zal dat moment niet licht vergeten. Het was ontroerend om te zien hoe iedereen om mij heen erdoor werd geraakt. Die Duitse Bach had eeuwen geleden muziek weten te componeren die overal en altijd lijkt te worden verstaan: een kyrie, een roep om erbarmen, om mededogen. Muziek kan soms verlichting brengen en troosten, zoals alleen muziek dat kan.
P.S. Mocht u de Arabische versie van het ‘Erbarme dich’ willen beluisteren, dan kan dat via YouTube waar het gezongen wordt door de Libanese sopraan Fadia Tomb El Hage.
Anja van de Poppe