Column voor Gezamenlijk Zondagsblad

Wie kent ze niet, die kleine (soms gekleurde) paaltjes die deels verborgen in de aarde verschijnen in nieuw te bouwen wijken of paaltjes die grenzen afbakenen. Ze zijn meestal van hout of het zijn metalen buisjes die gebruikt worden om objecten te markeren. Een handig systeem om niet de weg kwijt te raken. De term is overigens afkomstig uit de landmeetkunde en afgeleid van het Franse woord ‘piquet’ dat gepunt paaltje betekent. Maar het is ook verwant aan het Engelse woord ‘picket’(paaltje).
Niet alleen worden piketpaaltjes gebruikt voor het markeren van in de toekomst te realiseren objecten zoals die nieuwbouw, verhardingen, grenzen, terreinafscheidingen en dergelijke. Ook wordt de uitdrukking ‘piketpaaltjes slaan’ vaak figuurlijk gebruikt. Bijvoorbeeld bij onderhandelingen in de politiek. De betekenis blijft ook bij dit figuurlijk gebruik hetzelfde: een standpunt markeren om de ruimte in een onderhandeling af te bakenen.
Daarnaast slaan we binnen onze geloofsgemeenschappen soms ook figuurlijke piketpaaltjes wanneer we geconfronteerd worden met pijn en verdriet. De aandacht die aan het ervaren leed geschonken wordt, bijvoorbeeld binnen het pastoraat, bakent het verdriet af en geeft een vorm van houvast en uitzicht. Maar ook in de woorden van liederen en overdenkingen is er die aandacht, en vergeet niet de bekommernis voor elkaar. Hoewel het voor sommige mensen wat ongemakkelijk is om met het leed van een ander geconfronteerd te worden, blijft het een bijbelse opdracht om oog en oor te hebben voor elkaar. Het is helend voor de mens zelf, of voor de ander, om zo nu en dan de route van de pijn te markeren. Het zijn van die piketpaaltjes die ervoor zorgen dat een mens niet verdwaalt en daarbij verdwijnt in een bodemloosheid die geen richting heeft.
Alleen op die wijze kunnen we de woorden van de rabbi van Nazareth waarmaken, wanneer hij zegt: ‘Heb je naaste lief als jezelf. Want die ander is als jij.’ Of, nog weer anders uitgedrukt, ‘behandel de ander zoals jijzelf behandeld wilt worden’. Dat betekent dat we, hoe ongemakkelijk soms ook de confrontatie met het leed of de pijn van de ander is, toch zullen moeten proberen om dit gevoel te overwinnen. Niet iedereen heeft daarvoor de nodige talenten mee gekregen, maar de kerkelijke geloofsgemeenschap is een oefenplaats bij uitstek om op de nodige momenten piketpaaltjes te slaan. Gewoon, om ervoor te zorgen dat we niet uit elkaars genade vallen en doelloos en onvindbaar zijn. 

Foekje Dijk